Volkskunde van Curacao, Aruba en Bonaire

Paul Brenneker

Godsdienst


 | Publicatiedatum: SAMBUMBU Deel 10
Katholieken


Papá is bij de zeventig; hij bidt iedere avond tot God, maar niet met vaste formules, hij praat met hem en vraagt hem altijd om nog een beetje langer te mogen leven.
 
Een vrouw zegt: ‘Soms ga ik met mijn auto zeven kerken af om te bidden; wat ik daar tegenwoordig vooral mis is de wijwatersbak.’
 
In Domi woonde een man die iedere dag om twaalf uur onder een tamarindeboom ging staan om te bidden.
 
‘Ik vraag God iedere dag mij te helpen en om mij te verbeteren als ik kwaad heb gedaan; want je weet vaak niet of het goed of kwaad is wat je doet, en ik wil goed doen.’
 
‘Ik zat in moeilijkheden, ben toen naar de kerk van Coromoto gegaan en heb daar zeven kaarsen opgestoken.’
 
‘Bij een rechtszitting gingen laatst twee vrouwen op de trap van het gebouw hun cliënt helpen het pleit te winnen; de een liep de trap op, de ander af en beiden zegden gebeden op.’
 
Op Aruba staan in de streek Mahuma ‘de tien geboden door indianen’ in een steen gegrift.
 
‘De man van Anita bracht niet voldoende geld naar huis en daarom ging zij naar de woning van een blanke om te vragen of er geen werk voor haar was. De koraal schoonmaken was het enige. Anita veegde twee keer in de week, maar de koraal bleef er even vies uitzien. Toen zei iemand tegen haar: “Je moet er ook bij bidden.” Daar wilde Anita niet van horen en zij nam ontslag. Een eind verder vonden ze haar met een touw om de hals, hangend aan een boom. - Hè, ik krijg kippevel.’
 
‘Curaçaoënaars plaatsen de priesters in de rang van bruamakers, waarvoor je moet oppassen.’
 
‘Ik dacht een gatu-vis te hebben opgehaald, beet hem in de kop en haalde de angel uit zijn bek. Toen mijn maat dit zag, schrok hij zich een ongeluk, want ik had een brandvis in de hand, die zwaar vergiftig is door zijn kopstekels. Maar ik mankeerde niets; dit is voor mij een bewijs dat God bestaat.’
 
‘Paters zijn altijd geleerder dan andere mensen die gestudeerd hebben, want paters studeren in een klooster en daar leren ze geheimen.’
 
Een verzoek aan een pastoor wordt in de regel ingeleid met de woorden ‘No rabia’, word niet boos.
 
‘De man van boven kunnen we niet zien, maar hij is er wel; hier beneden is de pastoor onze God.’
 
‘Tegenwoordig krijg je aan de pastorie bijna geen wijwater meer; de pastoors zijn zeer argwanend. Je wrijft er je arm mee in als die pijn doet, of je geeft het een stervende te drinken op een lepeltje met wat suiker erbij, als hij niets meer inneemt.’
 
‘Dat was jaren geleden, toen de pastoors nog in vrouwenkleren liepen.’
 
Er zijn vreemde prenten in omloop: Don Juan de Tabaco, Don Juan del Dinero, die voor geld zorgt; Don Juan de los Pensamientos, toevlucht voor mensen met moeilijkheden; Don Juan de los Caminos, van de wegen, om iemand die het huis verlaten heeft weer terug te krijgen; Don Juan de los Negocios, om goede zaken te doen.
 
‘Pastoors van San Welenbrodo en van Westpunt worden niet oud, nan no sa biba.’
 
‘Ik houd van hard rijden en heb al twee keer een ongeluk gehad, kunt u mijn auto zegenen.’ Zo vraagt een jonge dame aan een pastoor.
 
‘De televisie van Caracas heeft een feest uitgezonden ter ere van Maria Leonza; daarbij werden vrouwen door de geest bevangen, ze begonnen te dansen en hun …

Om de volledige tekst te kunnen lezen dient u een gratis account aan te maken.