Volkskunde van Curacao, Aruba en Bonaire

Paul Brenneker

Ziekte


Door: Paul Brenneker  | Publicatiedatum: SAMBUMBU Deel 1
Ziekten


In 1868 deed de districtmeester van Bandabao een schriftelijk verzoek om een dokter voor zijn gebied. Dit verzoek werd afgewezen. De gouverneur meldde, dat er nooit klachten binnenkwamen omtrent de medische verzorging en er dus geen reden bestond om daar een dokter te plaatsen.

Toen in 1816 deze eilanden voor de tweede keer uit handen van de Engelsen naar de Hollanders overgingen, vroeg het centrale bestuur op curaçao per brief aan de commandeur van Bonaire, hoe de toestand daar was. Punt 8 luidde: „In welke staat bevindt zich de Geneeskunden”. Er werd geantwoord: „De chirurgijn is voor eenige jare overleden en zijn slaaf neemt thans de prac-tijk waar en word daarvoor betaald van den huurder”.

Een man van 70 jaar vertelt: „In de oude tijd hadden wij geen echte doktoren. Maar we gingen naar enkele mensen van grote ervaring, die we dokter noemden. Zo was er Shon Cola Royer, dokter te Alida bij Seiro-ma. Hij liep altijd met een wandelstok. Als je hem vroeg aan huis te komen, moest je een ezel sturen om hem te halen en te brengen.”

Nu er een volledig moderne medische dienst bestaat, waarvan iedereen, ook de onvermogende, gebruik kan maken, is de toestand naar het andere uiterste overgeslagen. Ofschoon zonder ruchtbaarheid nog veel oude middeltjes gebruikt orden, loopt men toch tevens voor iedere verkoudheid naar de dokter, bang iets nagelaten te hebben, wat het begin van een erge ziekte had kunnen voorkomen. Ook een algemene geestelijke onzekerheid doet de mensen graag een dokter raadplegen en liefst verschillende tegelijk.

Tot voor een 40-50 jaar geleden raadpleegden slechts enige gegoeden in de stad een dokter. In de buitendistricten was men aangewezen op kruidendokters. Maar niettemin trok menigeen uit de stad voor een bijzonder geval naar buiten om een curioso te raadplegen. Curioso te vertalen door kwakzalver, is beslist onjuist en onrechtvaardig. Het waren serieuze mensen met overgeleverde kruidenkennis en rijke ondervinding. Ze stonden bij het volk in hoog aanzien, en deden meestal hun werk pro deo.

De kroon spant Ma Ja Felipa van Seru Sjajo bij Barber, ook Ma Ja Caradó genaamd. Een altruïstisch en vroom mens, die geen zondagsmis oversloeg en een wijze moeder voor al haar patiënten was. Zelfs mensen, die in de stad door doktoren waren opgegeven, kwamen naar haar toe. Men had er 4 of 5 uur lopen voor over, om van haar kruiden of goede raad te ontvangen.

Verder is er nog een lange lijst van curioso’s, die in hun omgeving praktijk uitoefenden. Susanet Ortela van Santa Cruz; Ma Jola van Husu; Buchi Wan van Barber; Joma van Malpais; Nachi van Segu; Balen-tin van Wechi; Dell van Seru Ma Coco; Pedro van Buena Vista; Shon Reni van Wa-nota; Janchi van Trai Seru; Maria Pedro; Vi van Seru Fortuna; Ia Kaku, een bo-nairiaanse mooie vrouw; Luciano di Urdal; Wan Cannister (Jean Jean), specialist in het zetten van gebroken benen; Jehander van Libié: Jally van Vivir Contentu bij Do-minguito, die zelfs klanten van Bonaire trok; Jandi van Rooi Santu. En nog veel meer.

Buchi Cesa, ook wel Bru Sa genaamd, was een soort magnetiseur, die leefde op Ma Louisa. Zonder twijfel bezat hij buitengewone gaven. Hij bestreek mensen en gebruikte kruiden. Lezen of schrijven heeft hij nooit geleerd. Zijn handen waren als die van een aap en ze voelen altijd klam aan. Alle mannen sprak hij aan met Buchi en alle vrouwen met Chichi. Nooit nam hij geld aan voor zijn praktijken, alleen wat koffie en brood.

Een man van 74 jaar, zelf eens genezen door Buchi Cesa, vertelt: ,,0p Scherpenheu-vel kwam eens een pater …

Om de volledige tekst te kunnen lezen dient u een gratis account aan te maken.